75+ Grappige woorden die je zullen ontstemmen
grappige woorden
Bumfuzzle – Om iemand in verwarring te brengen.
Lollygag – Treuzelen of overdreven traag zijn.
Nudiustertiaans – Het recente verleden (letterlijk “eergisteren”).
Brouhaha – Een overprikkelde reactie.
Batrachomyomachy – Een berg van een molshoop maken.
Cattywampus – Ongeorganiseerd, wanneer iets niet goed geordend is.
Flibbertigibbet – Een vlokkerig, overdreven spraakzaam persoon.
Quire – De bladeren in een manuscript.
Absquatulate – Plotseling weggaan.
Billingsgate – Grof taalgebruik vol godslastering.
Borborygm – Een woord voor het geluid dat je maag maakt als hij rommelt.
Gardyloo – Een waarschuwing die wordt geschreeuwd voordat er water of afval van boven wordt gegooid.
Malarkey – Onzin.
Ratoon – Een scheut in een gewasplant.
Comeuppance – Een lot of straf die iemand verdient.
Boustrophedon – Een soort oud schrift dat afwisselend van rechts naar links en van links naar rechts wordt geschreven.
Bowyang – Een riem die een broek omhoog houdt.
Pandiculatie – De manier waarop je bovenlichaam zich strekt als je moe bent of geeuwt.
Yarborough – Een zwakke hand bij contractbridge.
Donnybrook – Een opzwepende ruzie.
Anencephalisch – Afwezigheid van alle of een deel van een brein.
Snickersnee – Een groot mes.
Sialoquent – Speeksel spuiten tijdens het spreken.
Xertz – Snel of gulzig drinken of eten.
Nincompoop – Een dom, nutteloos persoon.
Canoodle – Om te knuffelen of dicht bij te komen.
Godwottery – Overdreven ingewikkelde stijl van spreken of tuinieren.
Gonzo – Verre journalistiek.
Cantankerous – Overdreven twistziek of onwillig.
Widdershins – Tegen de klok in.
Wabbit – Een computerterm die verband houdt met een soort denial of service-aanval.
Cockamamie – Onaannemelijk.
Goombah – Een oudere, beschermende vriend of medewerker.
Hobbledehoy – Een jong, onhandig persoon.
Hocus-pocus – Onzin of goocheltruc.
Codswallop – Onzin.
Lickety-split – ASAP.
Mollycoddle – Iemand op een verwende manier behandelen.
Mugwump – Een persoon die afstandelijk of echt onafhankelijk is in politieke zaken.
Collop – Een plak geroosterd vlees.
Namby-pamby – Een persoon met een gebrek aan energie en moed.
Ornery – Krabbig.
Pettifogger – Een inferieure advocaat met dubieuze praktijken.
Rigmarole – Een lange, rammelende verklaring.
Collywobbles – Angst en maagklachten.
Shenanigan – Een ondeugende bezigheid.
Skedaddle – Snel vertrekken.
Smellfungus – Een gewoonte-foutenzoeker.
Snool – Iemand tot onderwerping pesten.
Snollygoster – Een gewiekst, gewetenloos persoon.
Zoantropie – Een persoon die gelooft dat hij in een dier is getransformeerd.
Crapulentie – Een licht gewicht, iemand die ziek wordt tijdens het drinken.
Doozy – Iets opmerkelijks, niet normaal.
Gubbins – De delen van vis die over het algemeen worden weggegooid en niet geconsumeerd.
Erinaceous – Iets dat op een egel lijkt.
Pauciloquent – Iemand die niet veel spreekt, of bijzonder kortaf is als hij praat.
Fard – Overmatig verzonnen.
Fatuous – Dom en zinloos.
Abibliofobie – De angst om zonder leesmateriaal te komen zitten.
Bibble – Software die ruwe afbeeldingen converteert.
Bloviate – Op een lange, opgeblazen manier praten.
Fuddy-duddy – Een persoon die ouderwets of pietluttig is.
Bumbershoot – Een paraplu.
Impignate – Iets verpanden.
Gobbledygook – Taal die zo overdreven technisch en ingewikkeld is dat het onverstaanbaar is.
Troglodyte – Een persoon die in een grot woont.
Vomitory – Een ingang of uitgang in een theater of amfitheater.