De dood van keizerin Cixi
Drie eeuwen na Elizabeth I, aan de andere kant van de wereld, blies een andere geduchte vrouw haar laatste adem uit. De weduwe-keizerin van China, Tzu-hsi (of Cixi), was in 1835 in een kleine Manchu-familie begonnen. Ze was mooi en charmant en werd op 17-jarige leeftijd ingelijfd in de harem van de Zoon des Hemels, de keizer Hsien-feng (of Xanfeng), aan wie de hofeunuchen haar naakt in een rood gewaad voorstelden wanneer hij haar voor de nacht nodig had. Zij was de enige van zijn vrouwen en concubines die hem een zoon schonk, de toekomstige Tung-chih (of Tongzhi) keizer, en toen het jongetje in 1861 op zesjarige leeftijd zijn vader opvolgde, maakte zij zich als mederegent de feitelijke heerseres van het land.
Schrander, vastberaden en meedogenloos was Tzu-hsi niet van plan de macht uit handen te geven en toen haar zoon op 17-jarige leeftijd meerderjarig werd, hield ze hem druk bezig met vrouwen en opium. In 1875 bezweek hij aan een geslachtsziekte en zijn favoriete concubine, die zwanger was van een mogelijke erfgenaam, stierf onder mysterieuze omstandigheden. Zijn moeder kreeg het voor elkaar dat hij, tegen de regels in maar met steun van het leger, werd opgevolgd door haar drie jaar oude neefje als Kuang-hsu (of Guangxu) keizer en bleef het keizerrijk besturen. In 1889, halverwege de vijftig, gaf zij kennelijk haar greep op het land op om zich terug te trekken in het prachtige zomerpaleis dat zij voor zichzelf buiten Peking had laten bouwen. In 1898 kondigde de jonge keizer echter een programma van moderniserende hervormingen aan, waartegen de conservatieve mandarijnen zich verzetten, en met hun steun en de steun van het leger nam Tzu-hsi de macht weer over. In 1900 brak de Bokseropstand uit en Westerse legers belegerden en namen de hoofdstad in. Tzu-Hsi was in het paleis haar haren aan het kammen toen een kogel door het raam kwam en op de vloer kletterde. Vermomd als boerin vluchtte zij, Kuang-hsu met zich meenemend, en China werd gedwongen vernederende vredesvoorwaarden te aanvaarden. Ze bleef aan de macht tot ze in 1908 een zware beroerte kreeg. Blijkbaar had ze Kuang-hsu laten vergiftigen en zijn dood werd aangekondigd op de dag vóór die van haarzelf.
Na de lunch en een flinke portie van haar favoriete krab-appels met geklutste room, viel de Keizerin-Weduwe flauw en werd naar haar appartementen gedragen, gekleed in haar Robes of Longevity. Marina Warner schrijft in haar biografie De Drakenkeizerin dat ze op haar sterfbed terugkeek op de afgelopen 50 jaar en zei dat ze nooit een moment van angst had gekend. Ze stierf in de namiddag, kort voor haar 73ste verjaardag, na bijna 50 jaar China te hebben geregeerd. Haar krachtige persoonlijkheid had het keizerlijke systeem in stand gehouden. Drie jaar na haar dood, in 1911, werd het omvergeworpen en werd China een republiek.