Delhi
Stadslocatie
Delhi is het centrum geweest van een opeenvolging van machtige rijken en machtige koninkrijken. Talloze ruïnes verspreid over het grondgebied herinneren voortdurend aan de geschiedenis van het gebied. Volgens de overlevering is de stad tussen 3000 v. Chr. en de 17e eeuw n. Chr. in totaal zeven keer van plaats veranderd, hoewel sommige autoriteiten, die rekening houden met kleinere steden en bolwerken, beweren dat de stad wel 15 keer van plaats is veranderd. Alle vroegere locaties van Delhi vallen binnen een driehoekig gebied van ongeveer 180 km2, dat gewoonlijk de Delhi Driehoek wordt genoemd. Twee zijden van de driehoek worden begrensd door de rotsachtige heuvels van de Aravalli Range – één ten zuiden van de stad, de andere aan de westelijke rand, waar hij bekend staat als de Delhi Ridge. De derde zijde van de driehoek wordt gevormd door de verschuivende bedding van de Yamuna-rivier. Tussen de rivier en de heuvels liggen brede alluviale vlaktes; de hoogte van het gebied varieert van ongeveer 200 tot 300 meter.
De bergkammen en hellingen van het nationale hoofdstedelijke gebied staan vol met doornige bomen, zoals acacia’s, maar ook met seizoensgebonden kruidachtige soorten. De sissoo (shisham; Dalbergia sissoo) boom, die een donkerbruin en duurzaam hout oplevert, wordt algemeen aangetroffen in de vlakten. Riviervegetatie, bestaande uit onkruid en gras, komt voor aan de oevers van de Yamuna. New Delhi staat bekend om zijn bloeiende schaduwbomen, zoals de neem (Azadirachta indica; een droogtebestendige boom met lichtgele vruchten), jaman (Syzygium cumini; een boom met eetbare druivenachtige vruchten), mango, pipal (Ficus religiosa; een vijgenboom), en sissoo. Het is ook bekend om zijn bloeiende planten, waaronder een groot aantal veelkleurige seizoensplanten: chrysanten, floxen, viola’s en verbena’s.
Het dierenleven van de nationale hoofdstad is, net als het plantenleven, zeer divers. Onder de vleesetende dieren zijn luipaarden, hyena’s, vossen, wolven en jakhalzen, die in de ravijnen en op de heuvelruggen leven. Wilde zwijnen worden soms gespot langs de oevers van de Yamuna. Apen zijn te vinden in de stad, vooral rond sommige tempels en historische ruïnes. Vogels zijn er in overvloed; het hele jaar door zijn er duiven, mussen, wouwen, papegaaien, patrijzen, kwartels en, op de bergkammen, pauwachtigen. De meren rond de stad trekken seizoensgebonden soorten aan. Vissen zijn er genoeg in de Yamuna, en af en toe kan men er ook een krokodil aantreffen.