Inwendige anatomie van een haai – Visueel Woordenboek
Inwendige anatomie van een haai
Interne anatomie van een haai: grote, lange en zeer krachtige selachian vis. Hij is levendbarend.
Pariëtale spieren: set spieren aan de zijkant van de kop.
Vertebra: elk van de botten die de wervelkolom vormen.
Neuralboog: gewelfd deel van een wervel dat verband houdt met het zenuwstelsel.
Lichaam: hoofddeel van een wervel.
Dorsvin: voortbewegingsorgaan op de rug van een haai.
Achterste darm: deel van het spijsverteringskanaal net na de maag.
Maag: deel van het spijsverteringskanaal van een haai tussen het voorste en achterste deel van de darm.
Nier: bloedzuiverend orgaan.
Grondwervel: deel van het zenuwstelsel dat zich in de wervelkolom bevindt.
Koord: omlijnd deel van de wervelkolom.
Caudaalvin: voortbewegende ledemaat aan het uiteinde van een haai.
Cloaca: opening die wordt gedeeld door de geslachtsorganen, de urinewegen en de darmen.
Bekkenvin: voortbewegende ledemaat onder de bekkengordel van een haai.
Posterdarm: deel van het spijsverteringskanaal vlak na de maag.
Liver: galproducerende spijsverteringsklier.
Pectorale vin: voortbewegende ledemaat op de borst van een haai.
Hart: bloedpompend orgaan copyright bernard dery infovisual.info.
Ventrale aorta: bloedvat in de buikholte dat het bloed van het hart naar andere organen voert.
Inwendige spirakelopeningen: spleet waarin zich de ingewanden bevinden.
Mond: ingang tot het spijsverteringskanaal.
Pharynx: kruispunt van het ademhalingskanaal en het spijsverteringskanaal van een haai.
Encephalon: zetel van de geestelijke vermogens van een haai.
Schedel: benige omhulsel van de hersenen.