Articles

Manifest van de Communistische Partij

Er waart een spook door Europa – het spook van het communisme. Alle machten van het oude Europa zijn een heilige alliantie aangegaan om dit spook uit te drijven: Paus en Tsaar, Metternich en Guizot, Franse radicalen en Duitse politie-spionnen.

Waar is de oppositiepartij die niet als communistisch is bestempeld door haar tegenstanders aan de macht? Waar is de oppositie die niet het brandmerkende verwijt van communisme heeft teruggeslingerd, zowel tegen de meer gevorderde oppositiepartijen, als tegen haar reactionaire tegenstanders?

Twee dingen vloeien uit dit feit voort:

I. Het communisme is reeds door alle Europese mogendheden erkend als een macht op zich.

II. Het is de hoogste tijd dat de communisten openlijk, ten overstaan van de gehele wereld, hun opvattingen, hun doelstellingen, hun tendensen bekendmaken en dit spookverhaal van het communisme beantwoorden met een manifest van de partij zelf.

Daartoe zijn Communisten van verschillende nationaliteiten in Londen bijeengekomen en hebben het volgende manifest geschetst, dat in de Engelse, Franse, Duitse, Italiaanse, Vlaamse en Deense taal zal worden gepubliceerd.

Hoofdstuk I. Bourgeois en Proletariërs(1)

De geschiedenis van alle tot nu toe bestaande samenlevingen(2) is de geschiedenis van klassenstrijd.

Vrij man en slaaf, patriciër en plebejer, heer en horige, gildemeester(3) en gezel, in één woord onderdrukker en onderdrukte, stonden voortdurend tegenover elkaar, voerden een ononderbroken, nu eens verborgen, dan weer openlijke strijd, een strijd die telkens eindigde, hetzij in een revolutionaire reconstitutie van de maatschappij in haar geheel, hetzij in de gemeenschappelijke ondergang van de elkaar bestrijdende klassen.

In de vroegere tijdperken van de geschiedenis vinden we bijna overal een ingewikkelde ordening van de maatschappij in verschillende ordes, een veelvoudige gradatie van sociale rang. In het oude Rome hebben we patriciërs, ridders, plebejers, slaven; in de Middeleeuwen, feodale heren, vazallen, gildemeesters, gezellen, leerlingen, lijfeigenen; in bijna al deze klassen, weer, ondergeschikte gradaties.

De moderne burgerlijke maatschappij die uit de puinhopen van de feodale maatschappij is voortgekomen, heeft de tegenstellingen tussen de klassen niet opgeheven. Zij heeft slechts nieuwe klassen gevestigd, nieuwe omstandigheden van onderdrukking, nieuwe vormen van strijd in plaats van de oude.

Ons tijdperk, het tijdperk van de bourgeoisie, heeft echter deze bijzondere eigenschap: het heeft de klassenstrijd vereenvoudigd. De maatschappij als geheel splitst zich meer en meer op in twee grote vijandige kampen, in twee grote klassen die recht tegenover elkaar staan – Bourgeoisie en Proletariaat.

Uit de lijfeigenen van de Middeleeuwen ontstonden de gecharterde burgers van de eerste steden. Uit deze burgers ontwikkelden zich de eerste elementen van de bourgeoisie.

De ontdekking van Amerika, de ronding van de Kaap, opende nieuw terrein voor de opkomende bourgeoisie. De Oost-Indische en Chinese markten, de kolonisatie van Amerika, de handel met de koloniën, de toename van ruilmiddelen en van goederen in het algemeen, gaven aan de handel, aan de scheepvaart, aan de industrie, een ongekende impuls, en daardoor, aan het revolutionaire element in de wankelende feodale maatschappij, een snelle ontwikkeling.

Het feodale systeem van de industrie, waarin de industriële productie werd gemonopoliseerd door gesloten gilden, voldeed nu niet meer aan de groeiende behoeften van de nieuwe markten. Het fabricagesysteem kwam ervoor in de plaats. De gildemeesters werden aan de kant geschoven door de industriële middenklasse; de arbeidsverdeling tussen de verschillende bedrijfsgilden verdween ten gunste van de arbeidsverdeling in elke afzonderlijke werkplaats.

Terwijl bleven de markten groeien, de vraag toenemen. Zelfs de fabrikant voldeed niet meer. Daarop revolutioneerden stoom en machines de industriële productie. De plaats van de fabricage werd ingenomen door de reus, de moderne industrie; de plaats van de industriële middenklasse door industriële miljonairs, de leiders van de hele industriële legers, de moderne bourgeois.

De moderne industrie heeft de wereldmarkt tot stand gebracht, waarvoor de ontdekking van Amerika de weg vrijmaakte. Deze markt heeft een enorme ontwikkeling gebracht in de handel, de scheepvaart en de communicatie over land. Deze ontwikkeling heeft op haar beurt gereageerd op de uitbreiding van de industrie; en naarmate de industrie, de handel, de scheepvaart, de spoorwegen zich uitbreidden, ontwikkelde zich in dezelfde mate de bourgeoisie, vermeerderde haar kapitaal, en verdrong elke klasse uit de Middeleeuwen naar de achtergrond.

Wij zien dus hoe de moderne bourgeoisie zelf het produkt is van een lange ontwikkelingsgang, van een reeks revoluties in de produktie- en ruilmethoden.

Elke stap in de ontwikkeling van de bourgeoisie ging gepaard met een overeenkomstige politieke vooruitgang van die klasse. Een onderdrukte klasse onder de heerschappij van de feodale adel, een gewapende en zelfbesturende vereniging in de middeleeuwse commune(4):hier een onafhankelijke stedelijke republiek (zoals in Italië en Duitsland); daar een belastbare “derde stand” van de monarchie (zoals in Frankrijk); daarna, in de periode van de eigenlijke industrie, ten dienste van hetzij de semi-feodale hetzij de absolutemonarchie als tegenwicht tegen de adel, en, in feite, hoeksteen van de grote monarchieën in het algemeen, heeft de bourgeoisie tenslotte, sinds de vestiging van de moderne industrie en van de wereldmarkt, voor zichzelf, in de moderne representatieve staat, de exclusieve politieke heerschappij veroverd.De uitvoerende macht van de moderne staat is slechts een commissie die de gemeenschappelijke zaken van de hele bourgeoisie beheert.

De bourgeoisie heeft, historisch gezien, een zeer revolutionaire rol gespeeld.

De bourgeoisie heeft, overal waar zij de overhand kreeg, een eind gemaakt aan alle feodale, patriarchale, idyllische verhoudingen. Zij heeft de bonte feodale banden, die de mens aan zijn “natuurlijke meerderen” bonden, meedogenloos verscheurd, en heeft geen andere band tussen mens en mens overgelaten dan het naakte eigenbelang, de onbetaalbare “contante betaling”. Het heeft de meest hemelse extases van religieuze vurigheid, van ridderlijk enthousiasme, van filistijns sentimentalisme, verdronken in het ijskoude water van egoïstische berekening. Het heeft persoonlijke waarde omgezet in ruilwaarde, en in plaats van de talloze onaantastbare vrijheden van het handvest, heeft het die ene, gewetenloze vrijheid ingesteld – Vrijhandel. In één woord, voor uitbuiting, verhuld door religieuze en politieke illusies, heeft het naakte, schaamteloze, directe, brutale uitbuiting in de plaats gesteld.

De bourgeoisie heeft elk beroep, dat tot nu toe werd geëerd en met ontzag werd bekeken, van zijn aureool ontdaan. Zij heeft de arts, de advocaat, de priester, de dichter, de wetenschapper tot haar betaalde loonarbeiders gemaakt.

De bourgeoisie heeft de sentimentele sluier van het gezin weggerukt, en heeft de familieband tot een louter geldelijke relatie teruggebracht.

De bourgeoisie heeft onthuld hoe het kon gebeuren dat het brutale vertoon van kracht in de Middeleeuwen, dat reactionairen zo bewonderen, zijn passende aanvulling vond in de meest trage indolentie. Het heeft als eerste laten zien wat de activiteit van de mens teweeg kan brengen. Het heeft wonderen tot stand gebracht die de Egyptische piramiden, de Romeinse aquaducten en de gotische kathedralen ver overtreffen; het heeft expedities uitgevoerd die alle vroegere Exodussen van naties en kruistochten in de schaduw stellen.

De bourgeoisie kan niet bestaan zonder een voortdurende revolutie van de produktiemiddelen, en daarmee van de produktieverhoudingen, en daarmee van alle maatschappelijke verhoudingen. Het behoud van de oude produktiemethoden in ongewijzigde vorm was daarentegen de eerste bestaansvoorwaarde voor alle vroegere industriële klassen. Voortdurende revoluties in de produktie, ononderbroken verstoring van alle maatschappelijke verhoudingen, voortdurende onzekerheid en onrust onderscheiden het burgerlijke tijdperk van alle vroegere tijdperken. Alle vaste, vastgeroeste verhoudingen, met hun spoor van eeuwenoude en weerbarstige vooroordelen en meningen, worden weggevaagd, alle nieuw gevormde worden verouderd voordat ze kunnen vastgroeien. Alles wat vast is smelt in lucht, alles wat heilig is wordt ontheiligd, en de mens wordt eindelijk gedwongen om met nuchtere zintuigen zijn werkelijke levensomstandigheden onder ogen te zien, en zijn relaties met zijn soortgenoten.

De behoefte aan een steeds groeiende markt voor haar produkten jaagt de bourgeoisie over de gehele oppervlakte van de aardbol. Zij moet zich overal nestelen, zich overal vestigen, overal verbindingen leggen.

De bourgeoisie heeft door haar uitbuiting van de wereldmarkt een kosmopolitisch karakter gegeven aan produktie en consumptie in ieder land. Tot groot ongenoegen van de Reactionisten heeft zij de nationale grond, waarop zij stond, onder de voeten van de industrie weggetrokken. Alle oude, gevestigde nationale industrieën zijn vernietigd of worden dagelijks vernietigd. Zij worden verdrongen door nieuwe industrieën, waarvan de invoering een kwestie van leven en dood wordt voor alle beschaafde naties, door industrieën die niet langer inheemse grondstoffen verwerken, maar grondstoffen uit afgelegen gebieden; industrieën waarvan de producten niet alleen in eigen land, maar in alle delen van de wereld worden geconsumeerd. In plaats van de oude behoeften, bevredigd door de produktie van het land, vinden we nieuwe behoeften, die voor hun bevrediging de produkten vereisen van verre landen en klimaten. In plaats van de oude lokale en nationale afzondering en zelfvoorziening, hebben we verkeer in alle richtingen, universele onderlinge afhankelijkheid van naties. En zoals in materiële, zo ook in intellectuele productie. De intellectuele creaties van individuele naties worden gemeenschappelijk bezit. Nationale eenzijdigheid en bekrompenheid worden meer en meer onmogelijk, en uit de talrijke nationale en lokale literaturen ontstaat een wereldliteratuur.

De bourgeoisie, door de snelle verbetering van alle produktiemiddelen, door de onnoemelijk vergemakkelijkte communicatiemiddelen, trekt alle, zelfs de meest barbaarse, naties in de beschaving. De goedkope prijzen van de goederen zijn het zware geschut waarmee zij alle Chinese muren omver beukt, waarmee zij de barbaren met hun intens hardnekkige haat tegen buitenlanders tot capitulatie dwingt. Het dwingt alle naties, op straffe van uitsterven, de burgerlijke productiewijze over te nemen; het dwingt hen in hun midden datgene in te voeren wat het beschaving noemt, d.w.z. zelf bourgeois te worden. In één woord, het schept een wereld naar zijn eigen beeld.

De bourgeoisie heeft het land onderworpen aan de heerschappij van de steden. Zij heeft enorme steden geschapen, de stedelijke bevolking sterk doen toenemen ten opzichte van de plattelandsbevolking, en aldus een aanzienlijk deel van de bevolking gered van de idiotie van het plattelandsleven. Zoals zij het land afhankelijk heeft gemaakt van de steden, zo heeft zij de barbaarse en semi-barbaarse landen afhankelijk gemaakt van de beschaafde landen, de volkeren van boeren van de volkeren van de bourgeoisie, het Oosten van het Westen.

De bourgeoisie maakt steeds meer korte metten met de verspreide staat van de bevolking, van de produktiemiddelen en van het eigendom. Zij heeft de bevolking geagglomereerd, de produktiemiddelen gecentraliseerd en het eigendom in een paar handen geconcentreerd. Het noodzakelijke gevolg hiervan was politieke centralisatie. Onafhankelijke, of slechts losjes verbonden provincies, met afzonderlijke belangen, wetten, regeringen en belastingstelsels, werden samengevoegd tot één natie, met één regering, één wetboek, één nationaal klassenbelang, één grens, en één douanetarief.

De bourgeoisie heeft, gedurende haar heerschappij van nauwelijks honderd jaar, meer massieve en kolossale productiekrachten geschapen dan alle voorgaande generaties samen. Onderwerping van de natuurkrachten aan de mens, machines, toepassing van chemie op industrie en landbouw, stoomvaart, spoorwegen, elektrische telegrafen, ontginning van hele continenten voor cultuur, kanalisatie van rivieren, hele bevolkingen uit de grond getoverd – welke vorige eeuw had zelfs maar een vermoeden dat zulke productiekrachten in de schoot van de sociale arbeid sluimerden?

Wij zien dus: de productie- en ruilmiddelen, waarop de bourgeoisie zich heeft gegrondvest, zijn ontstaan in de feodale maatschappij; in een bepaald stadium van de ontwikkeling van deze productie- en ruilmiddelen, de omstandigheden waaronder de feodale maatschappij produceerde en ruilde, de feodale organisatie van de landbouw en de verwerkende nijverheid, kortom de feodale eigendomsverhoudingen, waren niet langer verenigbaar met de reeds ontwikkelde productiekrachten; zij werden zovele ketenen. Zij moesten worden verbroken; zij werden verbroken.

In hun plaats kwam de vrije concurrentie, vergezeld van een sociale en politieke constitutie die daaraan was aangepast, en de economische en politieke heerschappij van de bourgeoisie.

Een soortgelijke beweging voltrekt zich voor onze eigen ogen. De moderne burgerlijke maatschappij, met haar productie-, ruil- en eigendomsverhoudingen, een maatschappij die zulke gigantische productie- en ruilmiddelen tevoorschijn heeft getoverd, is als de tovenaar die niet langer in staat is de machten van de onderwereld, die hij met zijn spreuken heeft opgeroepen, te beheersen. Gedurende vele tientallen jaren is de geschiedenis van de industrie en de handel slechts de geschiedenis van de opstand van de moderne productiekrachten tegen de moderne productievoorwaarden, tegen de eigendomsverhoudingen die de bestaansvoorwaarden zijn van de burgerij en van haar heerschappij. Het is voldoende de handelscrises te noemen die door hun periodieke terugkeer het bestaan van de gehele burgerlijke maatschappij op de proef stellen, iedere keer dreigender. In deze crises wordt periodiek niet alleen een groot deel van de bestaande produkten, maar ook van de eerder tot stand gebrachte produktiekrachten vernietigd. In deze crises breekt een epidemie uit die in alle voorgaande tijdperken een absurditeit zou hebben geleken – de epidemie van overproductie. De maatschappij bevindt zich plotseling weer in een staat van kortstondige barbarij; het lijkt alsof een afamine, een universele verwoestingsoorlog, de toevoer van alle middelen van bestaan heeft afgesneden; de industrie en de handel lijken te zijn vernietigd; en waarom? Omdat er te veel beschaving is, te veel middelen van bestaan, te veel industrie, te veel handel. De productiekrachten waarover de maatschappij beschikt, neigen er niet langer toe de ontwikkeling van de voorwaarden van het burgerlijk eigendom te bevorderen; integendeel, zij zijn te machtig geworden voor deze voorwaarden, waaraan zij gebonden zijn, en zodra zij deze boeien overwinnen, brengen zij wanorde in de gehele burgerlijke maatschappij, brengen zij het bestaan van het burgerlijk eigendom in gevaar. De omstandigheden van de burgerlijke maatschappij zijn te beperkt om de door hen gecreëerde rijkdom te omvatten. En hoe komt de bourgeoisie over deze crises heen? Enerzijds door de gedwongen vernietiging van een massa productiekrachten; anderzijds door de verovering van nieuwe markten en de nog verdergaande uitbuiting van de oude markten, dat wil zeggen door de weg vrij te maken voor nog omvangrijker en nog destructiever crises en door de middelen ter voorkoming van crises te beperken.

De wapens waarmee de bourgeoisie het feodalisme de grond in boorde, keren zich nu tegen de bourgeoisie zelf.

Maar niet alleen heeft de bourgeoisie de wapens gesmeed die haarzelf de dood brengen; zij heeft ook de mensen in het leven geroepen die deze wapens moeten hanteren – de moderne arbeidersklasse – de proletariërs.

Zo ver als de bourgeoisie, d.w.z. het kapitaal, ontwikkeld is, zo ver is ook het proletariaat, de moderne arbeidersklasse, ontwikkeld – een klasse van arbeiders, die slechts zo lang leven als zij werk vinden, en die slechts zo lang werk vinden als hun arbeid het kapitaal vermeerdert. Deze arbeiders, die zichzelf stuk voor stuk moeten verkopen, zijn handelswaar, zoals elk ander handelsartikel, en zijn bijgevolg blootgesteld aan alle wisselvalligheden van de concurrentie, aan alle schommelingen van de markt.

Door het grootschalige gebruik van machines en de verdeling van arbeid heeft het werk van de proletariërs elk individueel karakter verloren, en bijgevolg ook alle charme voor de arbeider. Hij wordt een aanhangsel van de machine, en van hem wordt slechts de eenvoudigste, eentonigste en gemakkelijkst aan te leren vaardigheid verlangd. Vandaar dat de productiekosten van een arbeider vrijwel geheel beperkt blijven tot de middelen van bestaan die hij nodig heeft voor zijn levensonderhoud en voor de voortplanting van zijn ras. Maar de prijs van een goed, en dus ook van arbeid, is gelijk aan de productiekosten. Naarmate de weerzinwekkendheid van het werk toeneemt, daalt dus het loon. En naarmate het gebruik van machines en de arbeidsverdeling toeneemt, neemt in dezelfde mate ook de arbeidslast toe, hetzij door verlenging van de arbeidstijd, hetzij door toename van het werk dat in een bepaalde tijd moet worden verricht, hetzij door verhoging van de snelheid van de machines, enz.

De moderne industrie heeft de kleine werkplaats van de patriarch-meester veranderd in de grote fabriek van de industriële kapitalist. Massa’s arbeiders, samengepakt in de fabriek, zijn georganiseerd als soldaten. Als soldaten van het industriële leger staan zij onder het bevel van een perfecte hiërarchie van officieren en sergeanten. Zij zijn niet alleen slaven van de burgerlijke klasse en van de burgerlijke staat; zij worden dagelijks en ieder uur tot slaaf gemaakt van de machine, van de opzichter en vooral van de individuele burgerlijke fabrikant zelf. Hoe openlijker dit despotisme verkondigt dat winst zijn doel is, hoe bekrompener, hatelijker en bitterder het is.

Hoe minder vaardigheid en krachtsinspanning het handwerk vergt, met andere woorden, hoe meer de moderne industrie ontwikkeld wordt, des te meer wordt de arbeid van mannen verdrongen door die van vrouwen. Verschillen in leeftijd en geslacht hebben voor de arbeidersklasse niet langer een onderscheidende sociale geldigheid. Allen zijn instrumenten van arbeid, meer of minder duur in gebruik, al naar gelang hun leeftijd en geslacht.

Nauwelijks is de uitbuiting van de arbeider door de fabrikant, zo ver, ten einde, dat hij zijn loon in contanten ontvangt, dan wordt hij door de andere delen van de bourgeoisie, de landheer, de winkelier, de pandjesbaas, enz. aangevallen.

De onderste lagen van de middenstand – de kleine middenstanders, winkeliers en gepensioneerde middenstanders in het algemeen, de handwerkslieden en boeren – al deze groepen zakken geleidelijk af naar het proletariaat, deels omdat hun geringe kapitaal niet voldoende is voor de schaal waarop de Moderne Industrie wordt bedreven, en wordt overspoeld in de concurrentie met de grote kapitalisten, deels omdat hun gespecialiseerde vaardigheden waardeloos worden door de nieuwe produktiemethoden. Zo wordt het proletariaat gerekruteerd uit alle lagen van de bevolking.

Het proletariaat doorloopt verschillende stadia van ontwikkeling. Met zijn geboorte begint zijn strijd met de bourgeoisie. In het begin wordt de strijd gevoerd door individuele arbeiders, dan door het arbeidersvolk van een fabriek, dan door de arbeider van een ambacht, in een plaats, tegen de individuele burger die hen rechtstreeks uitbuit. Zij richten hun aanvallen niet tegen de burgerlijke produktievoorwaarden, maar tegen de produktie-instrumenten zelf; zij vernietigen ingevoerde waren die met hun arbeid concurreren, zij slaan machines kapot, zij steken fabrieken in brand, zij proberen met geweld de verdwenen status van de arbeider uit de Middeleeuwen te herstellen.

In dit stadium vormen de arbeiders nog steeds een onsamenhangende massa, verspreid over het hele land, en verbrokkeld door hun onderlinge concurrentie. Als zij zich ergens verenigen om meer compacte lichamen te vormen, is dit nog niet het gevolg van hun eigen actieve vereniging, maar van de vereniging van de bourgeoisie, welke klasse, om haar eigen politieke doelen te bereiken, gedwongen is het hele proletariaat in beweging te brengen, en daar bovendien nog voor een tijd toe in staat is.In deze fase strijden de proletariërs dus niet tegen hun vijanden, maar tegen de vijanden van hun vijanden, de overblijfselen van de absolute monarchie, de landeigenaren, de niet-industriële bourgeoisie, de kleine bourgeoisie. Zo is de hele historische beweging geconcentreerd in de handen van de bourgeoisie; iedere overwinning die zo wordt behaald is een overwinning van de bourgeoisie.

Maar met de ontwikkeling van de industrie neemt het proletariaat niet alleen in aantal toe; het wordt geconcentreerd in grotere massa’s, zijn kracht neemt toe en het voelt die kracht meer. De verschillende belangen en levensomstandigheden binnen de gelederen van het proletariaat worden meer en meer gelijkgeschakeld, naarmate de machines alle verschillen in arbeid uitwissen en de lonen bijna overal tot hetzelfde lage niveau terugbrengen. De toenemende concurrentie onder de bourgeoisie en de daaruit voortvloeiende handelscrises doen de lonen van de arbeiders steeds meer schommelen. De toenemende verbetering van de machines, die zich steeds sneller ontwikkelen, maakt hun levensonderhoud steeds onzekerder; de botsingen tussen individuele arbeiders en individuele bourgeoisie krijgen steeds meer het karakter van botsingen tussen twee klassen. Daarop beginnen de arbeiders combinaties te vormen (vakbonden) tegen de bourgeoisie; zij verenigen zich om de lonen op peil te houden; zij richten permanente verenigingen op om van te voren voorzieningen te treffen voor deze incidentele opstanden. Hier en daar breekt de strijd uit in rellen.

Nu en dan zegevieren de arbeiders, maar slechts voor een tijdje. De echte vrucht van hun strijd ligt niet in het onmiddellijke resultaat, maar in de zich steeds uitbreidende unie van de arbeiders. Deze unie wordt bevorderd door de verbeterde communicatiemiddelen die de moderne industrie heeft geschapen en die de arbeiders van verschillende plaatsen met elkaar in contact brengen. Het was juist dit contact dat nodig was om de talrijke plaatselijke strijden, die allemaal hetzelfde karakter hadden, te centraliseren tot één nationale klassenstrijd. Maar elke klassenstrijd is een politieke strijd. En die eenheid, waar de burgers van de Middeleeuwen, met hun armzalige snelwegen, eeuwen voor nodig hadden, bereiken de moderne proletariërs, dankzij de spoorwegen, in een paar jaar.

De organisatie van de proletariërs tot een klasse, en bijgevolg tot een politieke partij, wordt voortdurend opnieuw verstoord door de concurrentie tussen de arbeiders onderling. Maar het staat altijd weer op, sterker, steviger, machtiger. Zij dwingt de wetgevende erkenning af van bepaalde belangen van de arbeiders, door gebruik te maken van de verdeeldheid onder de bourgeoisie zelf. Zo werd het tien-uren wetsvoorstel in Engeland aangenomen.

Al deze botsingen tussen de klassen van de oude maatschappij bevorderen, op vele manieren, de ontwikkelingsgang van het proletariaat. De bourgeoisie is in een voortdurende strijd verwikkeld. Eerst met de aristocratie; later met die delen van de bourgeoisie zelf, wier belangen tegengesteld zijn geworden aan de vooruitgang van de industrie; te allen tijde met de bourgeoisie van andere landen. In al deze gevechten ziet zij zich genoodzaakt een beroep te doen op het proletariaat, om hulp te vragen, en zo het proletariaat mee te slepen in de politieke arena. De bourgeoisie zelf voorziet het proletariaat daarom van haar eigen elementen van politieke en algemene opvoeding, met andere woorden, zij voorziet het proletariaat van wapens om tegen de bourgeoisie te strijden.

Daarnaast worden, zoals we reeds gezien hebben, hele delen van de heersende klasse door de opmars van de industrie in het proletariaat gedrongen, of worden althans in hun bestaansvoorwaarden bedreigd. Zij voorzien het proletariaat ook van nieuwe elementen van verlichting en vooruitgang.

Ten slotte, in tijden waarin de klassenstrijd het beslissende uur nadert, neemt het proces van ontbinding dat zich binnen de heersende klasse voltrekt, in feite binnen het geheel van de oude maatschappij, zo’n gewelddadig, verblindend karakter aan, dat een klein deel van de heersende klasse zichzelf losmaakt en zich aansluit bij de revolutionaire klasse, de klasse die de toekomst in handen heeft.Zoals dus vroeger een deel van de adel overging naar de bourgeoisie, zo gaat nu een deel van de bourgeoisie over naar het proletariaat, en in het bijzonder een deel van de bourgeois ideologen, die zich opgewerkt hebben tot het niveau van het theoretisch begrijpen van de historische beweging als geheel.

Van alle klassen die vandaag de dag tegenover de bourgeoisie staan, is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De andere klassen vergaan en verdwijnen uiteindelijk in het aangezicht van de Moderne Industrie; het proletariaat is haar speciale en essentiële product.

De lagere middenklasse, de kleine fabrikant, de winkelier, de ambachtsman, de boer, zij allen vechten tegen de bourgeoisie, om hun bestaan als fracties van de middenklasse voor uitsterven te behoeden. Zij zijn dus niet revolutionair, maar conservatief. Sterker nog, zij zijn reactionair, want zij proberen het wiel van de geschiedenis terug te draaien. Als zij toevallig revolutionair zijn, zijn zij dat alleen met het oog op hun naderende overgang naar het proletariaat; zij verdedigen dus niet hun huidige, maar hun toekomstige belangen, zij verlaten hun eigen standpunt om zich te plaatsen naast dat van het proletariaat.

De “gevaarlijke klasse”, het sociale uitschot, die passief rottende massa die door de onderste lagen van de oude maatschappij wordt afgeworpen, kan hier en daar door een proletarische revolutie in de beweging worden meegesleurd; haar levensomstandigheden bereiden haar echter veel meer voor op de rol van een omgekocht werktuig van reactionaire intriges.

In de toestand van het proletariaat zijn die van de oude maatschappij in het algemeen reeds vrijwel overspoeld. De proletariër is zonder eigendom; zijn verhouding tot zijn vrouw en kinderen heeft niets meer gemeen met de burgerlijke familiebetrekkingen; de moderne industriële arbeid, de moderne onderwerping aan het kapitaal, die in Engeland hetzelfde is als in Frankrijk, in Amerika hetzelfde als in Duitsland, heeft hem ontdaan van ieder spoor van nationaal karakter. Wet, moraal, godsdienst, zijn voor hem zoveel burgerlijke vooroordelen, waarachter evenzovele burgerlijke belangen in hinderlaag liggen.

Alle voorgaande klassen die de overhand kregen, trachtten hun reeds verworven status te versterken door de maatschappij in haar geheel te onderwerpen aan hun voorwaarden van toe-eigening. De proletariërs kunnen geen meesters worden van de produktiekrachten van de maatschappij, tenzij door hun eigen vroegere wijze van toe-eigening af te schaffen, en daarmee ook iedere andere vroegere wijze van toe-eigening. Zij hebben niets van zichzelf om veilig te stellen en te versterken; hun missie is het vernietigen van alle eerdere zekerheden voor, en verzekeringen van, individueel eigendom.

Alle voorgaande historische bewegingen waren bewegingen van minderheden, of in het belang van minderheden. De proletarische beweging is de zelfbewuste, onafhankelijke beweging van de immense meerderheid, in het belang van de immensemeerderheid. Het proletariaat, de onderste laag van onze huidige maatschappij, kan zich niet roeren, kan zich niet verheffen, zonder dat de hele bovenliggende laag van de officiële maatschappij in de lucht springt.

De strijd van het proletariaat met de bourgeoisie is, hoewel niet in essentie, toch in vorm, in eerste instantie een nationale strijd. Het proletariaat van elk land moet natuurlijk eerst afrekenen met zijn eigen burgerij.

Bij het schetsen van de meest algemene fasen van de ontwikkeling van het proletariaat hebben we de min of meer verholen burgeroorlog gevolgd, die binnen de bestaande maatschappij woedt, tot aan het punt waar die oorlog uitbreekt in een open revolutie, en waar de gewelddadige omverwerping van de bourgeoisie de basis legt voor de heerschappij van het proletariaat.

Tot nu toe is iedere maatschappijvorm gebaseerd geweest, zoals we al gezien hebben, op de tegenstelling tussen onderdrukkende en onderdrukte klassen. Maar om een klasse te kunnen onderdrukken, moeten haar bepaalde voorwaarden worden gegarandeerd, waaronder zij tenminste haar slaafse bestaan kan voortzetten. De lijfeigene heeft zich in de tijd van de lijfeigenschap opgewerkt tot lid van de commune, zoals de kleinburger zich onder het juk van het feodale absolutisme heeft weten te ontwikkelen tot bourgeois. De moderne arbeider daarentegen, in plaats van zich te verheffen met het proces van de industrie, zinkt dieper en dieper onder de bestaansvoorwaarden van zijn eigen klasse. Hij wordt een pauper, en pauperisme ontwikkelt zich sneller dan bevolking en rijkdom. En hier wordt het duidelijk, dat de bourgeoisie niet langer geschikt is om de heersende klasse in de maatschappij te zijn, en om haar bestaansvoorwaarden aan de maatschappij op te leggen als een allesoverheersende wet. Zij is ongeschikt om te heersen omdat zij niet in staat is haar slaaf een bestaan binnen zijn slavernij te verzekeren, omdat zij het niet kan helpen hem in zo’n toestand te laten zinken dat zij hem moet voeden, in plaats van door hem gevoed te worden.De maatschappij kan niet langer onder deze bourgeoisie leven, met andere woorden, haar bestaan is niet langer verenigbaar met de maatschappij.

De essentiële voorwaarde voor het bestaan en de heerschappij van de bourgeoisie is de vorming en de vermeerdering van kapitaal; de voorwaarde voor kapitaal is de loonarbeid. De loonarbeid berust uitsluitend op de concurrentie tussen de arbeiders. De opmars van de industrie, waarvan de onvrijwillige promotor de bourgeoisie is, vervangt het isolement van de arbeiders, als gevolg van concurrentie, door de revolutionaire combinatie, als gevolg van vereniging. De ontwikkeling van de moderne industrie snijdt dus het fundament onder haar voeten weg waarop de bourgeoisie producten produceert en zich toe-eigent. Wat de bourgeoisie dus bovenal voortbrengt zijn haar eigen grafdelvers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn even onvermijdelijk.

Hoofdstuk 2: Proletariërs en communisten

1.Onder bourgeoisie verstaat men de klasse van moderne kapitalisten, eigenaars van thema’s van sociale produktie en werkgevers van loonarbeid.

Onder proletariaat verstaat men de klasse van moderne loonarbeiders, die, zonder eigen produktiemiddelen, gedwongen zijn hun arbeidskracht te verkopen om in hun levensonderhoud te voorzien.

2.Dat wil zeggen, alle geschreven geschiedenis. In 1847 was de pre-historie van de maatschappij, de sociale organisatie die bestond vóór de opgetekende geschiedenis, zo goed als onbekend. Sindsdien ontdekte August von Haxthausen (1792-1866) gemeenschappelijk grondbezit in Rusland, Georg Ludwig von Maurer bewees dat het de sociale basis was van waaruit alle Teutoonse rassen in de geschiedenis begonnen, en langzamerhand werden dorpsgemeenschappen gevonden die overal, van India tot Ierland, de primitieve vorm van de samenleving waren of waren. De innerlijke organisatie van deze primitieve communistische samenleving werd in haar typische vorm blootgelegd door de bekroonde ontdekking van Lewis Henry Morgan (1818-1881) van de ware aard van de gens en haar relatie tot de stam. Met de ontbinding van de primitieve gemeenschappen, begint de maatschappij zich te differentiëren in afzonderlijke en uiteindelijk antagonistische klassen. Ik heb getracht deze ontbinding te reconstrueren in De oorsprong van het gezin, het privé-eigendom en de staat, tweede druk, Stuttgart, 1886.

3.Gildemeester, d.w.z. een volwaardig lid van een gilde, een meester binnen, niet voor een gilde.

4.Dit was de naam die de stedelingen van Italië en Frankrijk aan hun stedelijke gemeenschappen gaven, nadat zij hun oorspronkelijke rechten van zelfbestuur van hun feodale heren hadden gekocht of veroverd.

“Commune” was de naam die in Frankrijk door de opkomende steden werd gebruikt nog voordat zij zich op hun feodale heren hadden veroverd en als “derde stand” het plaatselijke zelfbestuur en de politieke rechten hadden verworven. In het algemeen wordt Engeland als voorbeeld genomen voor de economische ontwikkeling van de bourgeoisie, en Frankrijk als voorbeeld voor de politieke ontwikkeling.

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *