National Gallery of Art
Biografie
Romare Bearden werd op 2 september 1911 geboren als zoon van (Richard) Howard en Bessye Bearden in Charlotte, North Carolina, de zetel van Mecklenburg County. Als gevolg van de Jim Crow-wetten werd het leven voor Afro-Amerikanen steeds moeilijker, zelfs voor zulke hoog opgeleide en economisch succesvolle families als de Beardens. Daarom gingen Howard, Bessye en Romare rond 1914 mee met de Grote Migratie naar het noorden, en vestigden zich in New York City, waar Beardens basis voor de rest van zijn leven bleef.
Bessye werd een sociaal en politiek activiste en was de New Yorkse correspondent voor de Afro-Amerikaanse krant, Chicago Defender, terwijl Howard werkte als inspecteur van de stadsreiniging, piano speelde in zijn vrije uren, en, volgens Bearden’s goede vriend auteur Ralph Ellison, “een verteller van verhalen” was. Hun leven speelde zich af in de intellectuele, artistieke en politieke hoofdstroom van de Harlem Renaissance: onder hun vrienden bevonden zich de schrijver Countee Cullen; de musicus Duke Ellington; de acteur, activist en atleet Paul Robeson; de oprichtster van de National Council of Negro Women, Mary McLeod Bethune; en de eerste Afro-Amerikaanse chirurg in het Harlem Hospital, Dr. Aubré de L. Maynard.
Beardens belangstelling voor kunst werd aangewakkerd door ervaringen met een jeugdvriend in Pittsburgh en zijn vroege liefde voor het striptekenen. Na een jaar wetenschap en wiskunde te hebben gestudeerd aan de Lincoln University in Pennsylvania, ging Bearden kunst en kunsteducatie studeren, waaronder twee jaar aan de Boston University en cursussen met de in Duitsland geboren kunstenaar George Grosz aan de Art Students League, en studeerde hij af met een graad in educatie aan de New York University. Daar was hij eerst striptekenaar en daarna kunstredacteur voor het maandblad van de universiteit, The Medley. De eerste van vele van zijn tijdschriftomslagen werd gepubliceerd tijdens zijn universiteitsjaren, evenals de eerste van talrijke teksten die hij zou schrijven over sociale en artistieke kwesties. Tussen 1935 en 1937 was hij wekelijks redactiestriptekenaar voor de Baltimore Afro-American. In latere jaren verschenen Beardens collages op de omslagen van onder andere de tijdschriften Fortune en Time. Tot zijn vele publicaties behoort A History of African American Artists: From 1792 to the Present, dat samen met Harry Henderson werd geschreven en in 1993 postuum werd gepubliceerd.
Werkzaam bij het New York City Department of Social Services, werkte Bearden in de weekenden en avonden in zijn studio. Hij had zijn eerste solotentoonstelling in Harlem in 1940 en zijn eerste solotentoonstelling in een grote galerie (in Washington, D.C.) in 1944. Bovendien werd zijn werk voor het eind van het decennium in Parijs tentoongesteld. Bearden nam in 1942 dienst in het Amerikaanse leger, werd ingedeeld bij het Eerste Hoofdkwartier, Vijftiende Regiment, de geheel zwarte 372ste Infanterie Divisie, en werd eervol ontslagen. Na de oorlog, aan het eind van de jaren veertig, maakte hij deel uit van de Samuel Kootz Gallery in Manhattan, die prominente kunstenaars vertegenwoordigde, waaronder Alexander Calder, Fernand Léger en Robert Motherwell.
In 1950 gebruikte Bearden de G.I. Bill om voor enkele maanden naar Parijs, Frankrijk, te reizen. Daar studeerde hij literatuur, filosofie en boeddhisme, en bracht vele uren door in musea, niet alleen in Frankrijk maar ook in Italië en Spanje. Terug in New York keerde hij terug naar zijn baan bij het Departement van Sociale Diensten, waar hij tot 1966 voltijds en tot 1969 deeltijds werkte. In het begin van de jaren 1950 had hij ook een succesvolle carrière als tekstschrijver. In 1954 trouwde Bearden met Nanette Rohan, een choreografe en danseres, met wie hij de rest van zijn leven doorbracht. Begin jaren zeventig vestigden de Beardens zich in een tweede huis op het Caribische eiland St. Maarten, het voorouderlijk huis van Nanette.
Hij trad begin jaren zestig in dienst bij de prestigieuze Cordier & Ekstrom Gallery, waar zijn werk de rest van zijn leven vertegenwoordigd zou blijven. Hij was ook te zien op tentoonstellingen in de Verenigde Staten en af en toe in Europa. Beardens oeuvre omvat illustraties voor boeken en posters, en hij ontwierp kostuums en decors voor het Alvin Ailey American Dance Theater, en programma’s, decors en kostuums voor Nanette Bearden’s Contemporary Dance Theatre. Hij voltooide ook meer dan een dozijn muurschilderingen in verschillende media, waaronder collage, keramische tegels en facetgeslepen glas.
Naast kunstenaar en schrijver was Bearden een welsprekend woordvoerder over artistieke en sociale kwesties van die tijd. Zijn deelname aan kunstorganisaties omvatte zijn rol als stichtend lid van Spiral, een vereniging van Afro-Amerikaanse kunstenaars die in 1963 bijeenkwam om de burgerrechtenbeweging te steunen; zijn benoeming in 1964 tot de eerste kunstdirecteur van de pas opgerichte Harlem Cultural Council, een prominente Afro-Amerikaanse belangengroep met enkele honderden leden; en zijn rol, samen met kunstenaars Ernest Crichlow en Norman Lewis (met startkapitaal van de Ford Foundation), als stichtend lid van Cinque Gallery, dat jonge minderheidskunstenaars steunde. Hij was ook actief bij de oprichting van het Studio Museum in Harlem. Onder Beardens vele onderscheidingen en eerbewijzen waren zijn verkiezing tot de American Academy of Design en het National Institute of Arts and Letters. In 1987, een jaar voor zijn dood, ontving Romare Bearden de National Medal of Arts uit handen van president Ronald Reagan.