William C. Quantrill
William C. Quantrill, voluit William Clarke Quantrill, pseudoniem Charley Hart, (geboren 31 juli 1837, Canal Dover, Ohio, V.S.-dood 6 juni 1865, Louisville, Ky.), aanvoerder van een guerrillabende die ongeregeld verbonden was aan het leger van de Geconfedereerden tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, berucht om de plundering van het vrijstaatsbolwerk Lawrence, Kan. (21 aug. 1863), waarbij minstens 150 mensen werden verbrand of doodgeschoten.
Opgegroeid in Ohio, gaf Quantrill les in Ohio en daarna Illinois en in 1857 verhuisde hij naar Kansas, waar hij eerst landbouw probeerde te bedrijven, zonder veel enthousiasme. Eind 1860, toen hij in de buurt van Lawrence woonde, raakte hij verzeild in diefstallen en moorden, werd beschuldigd van paardendiefstal en begon zijn leven op de vlucht. Na het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog diende hij eerst bij het Geconfedereerde Leger in Missouri, maar stelde daarna zelfstandig een bende guerrillastrijders samen, die steden en boerderijen met sympathieën voor de Unie overvielen en beroofden. De Unie verklaarde Quantrill’s Raiders vogelvrij; de Confederaten maakten er in augustus 1862 een officiële troep van en gaven Quantrill de rang van kapitein.
Op 21 augustus 1863 viel zijn troep van ongeveer 450 man Lawrence binnen, plunderend, brandstichtend en moordend. Twee maanden later, in federale uniformen, verrasten de overvallers een detachement soldaten van de Unie bij Baxter Springs, Kan, en slachtten ongeveer 90 van hen af. Toen de Burgeroorlog ten einde liep, zorgde onenigheid ervoor dat Quantrill’s volgelingen zich opsplitsten in kleinere groepen om hun criminele achtervolgingen voort te zetten. Quantrill raakte dodelijk gewond tijdens een rooftocht in Kentucky in mei 1865.